Heel lang geleden, toen de aarde na de Grote Storm verdeeld was in West en Oost, leefden op aarde dieren en mensen. Het was lastig te onderscheiden was wie wie was, wie wat dacht en wie wat deed. Hierdoor was het moeilijk om de aarde te leiden, we konden immers niet aan de buitenkant zien wie wijs en wie niet.

Papegaai, een prachtige vogel uit het westelijk deel van de aarde, vloog over het kleine stukje oerwoud waar hij samen met andere papegaaien woonde. Hoewel papegaai samen met zijn familie een klein stukje oerwoud ter beschikking had, slaagden zij erin om te eten en te leven én de hele dag te kletsen. Precies wat zij de hele dag graag deden, kletsverhalen vertellen. Andere dieren uit het oerwoud die ook geslaagd waren te overleven, luisterden graag naar de kletspraatjes van de papegaai. Tenslotte was de papegaai prachtig, met al die prachtige kleuren en bovendien kon hij praten. Toch waren er zorgen want zijn familie was al flink gegroeid en daarom besloot papegaai naar het Oosten te vliegen om hulp te vragen.

Na een enorme vlucht over zee, waar papegaai af en toe een mini eilandje aandeed om te eten en te drinken, kwam papegaai in het Oosten aan. Snel vond hij de monnik want hier waren kleine huisjes, die hadden ze thuis niet meer. Papegaai vroeg de Monnik hoe zij in het Oosten overleefden.

Monnik ging in kleermakerszit zitten en papegaai koos een mooie tak uit vlakbij Monnik.
De Monnik vertelde dat de aarde lang geleden verdeeld was geraakt in Oost en West. In het Westen leefden de papegaaien en in het Oosten de Monniken. De papagaaien waren ontstaan uit de mensen en dieren die overgebleven waren na de Grote Storm, zo ook de monniken in het Oosten. Het verschil tussen Oost en West was, volgens de Monnik, dat de papagaaien overleefden door te mooi te zijn, kletspraatjes te verkopen en de andere dieren schrik aan te jagen. De papegaai kon immers, net als de mens, praten. Zo kon de papegaai de andere dieren onder de duim houden en zelf het lekkerste eten nemen.
In het Oosten, vertelde de monnik, was het anders gegaan. Dier en mens waren samen gegaan en omdat een monnik in stilte leeft, had hij de dieren horen spreken. Samen met de dieren was hij verder gegaan en ieder had nu, in vriendschap, land om te kunnen eten wat hij nodig had. In het Oosten heerste rust en de monniken waren samen met de dieren in staat om het harde leven, wat zij leidden na de Grote Storm, te kunnen leiden.

Papegaai hoorde het verhaal aan. Hij was er stil van geworden, wat hij wel een beetje raar van zichzelf. Hij was tenslotte een kletsmajoor. De volgende dag, nadat Papegaai gegeten en gedronken had, vloog hij terug naar het Westen. Hij vertelde zijn verhaal aan zijn familie en niemand geloofde er een woord van. Toch was Papegaai stiller geworden door zijn reis en de ontmoeting met de Monnik en zo kwam het dat hij het verhaal doorvertelde aan zijn kinderen. Heel langzaam aan veranderden de Papegaaien in Monniken waardoor en weer een evenwicht ontstond op Aarde.